Nestkasten in de stad
Eén van de doelstellingen van het zogenaamde ‘slechtvalkenproject’ van het ‘Fonds voor Instandhouding van Roofvogels’ is het terugbrengen van de slechtvalk naar de stad. Ook dit gebeurde met succes: in 2004 broedden de eerste slechtvalken in Brussel en Mechelen. Daar kozen zij voor de kunstmatige ‘rotswanden’ van de kathedralen van Sint-Michiel en Sint-Goedele in hartje Brussel en van Sint-Rombout in het centrum van Mechelen. Sindsdien ging de kolonisatie gestaag verder en hebben er zich ook slechtvalken gevestigd in Lier, Mortsel, Antwerpen, Gent, Brugge, Oostende, Aalst, Lokeren en Sint-Niklaas.
De terugkeer van de slechtvalk naar de stad is ecologisch gezien van onschatbare waarde. Zijn aanwezigheid draagt immers bij tot een beheersing van de duivenpopulaties, want stadsduiven vormen nu eenmaal zijn favoriete prooi. Heel wat steden en gemeenten kampen met een overpopulatie aan stadsduiven die met hun uitwerpselen gebouwen, pleinen en standbeelden besmeuren. Gemeentelijke overheden zijn dan vaak ook vragende partij voor de plaatsing van een nestkast voor slechtvalken op hun grondgebied.
Een nestkast voor slechtvalken is altijd uitgerust met een balkon of terras. De ervaring heeft ons geleerd dat dit essentieel is voor de opgroeiende jongen. Die hebben immers voldoende ruimte nodig om hun vleugelspieren te kunnen oefenen. Op broedlocaties waar geen nestkast staat en onvoldoende ruimte beschikbaar is voor de jongen, gebeurt het steeds opnieuw dat de niet-getrainde valkjes de nestruimte op een ongelukkige manier verlaten en op de grond of op het dak van een naburig gebouw terechtkomen. Dat moet te allen tijde worden vermeden.